Hans Kraay

Hans Kraay debuteerde als 16-jarige in het eerste van DOS

“DAT KAMPIOENSELFTAL HAD EEN PERFECTE BALANS”

Hans Kraay (60) was nog een ‘jonkie’ toen DOS in 1958 het landskampioenschap behaalde. Toch zal hij die zonovergoten junidag in Nijmegen nooit meer vergeten. “Ik ben geen type dat zich aan nostalgie bezondigt. Je moet het verleden niet idealiseren. Maar dat elftal had zo’n perfecte balans, we waren voor niemand bang.” Kraay over zijn rol als sobere verdediger in de familieploeg die Nederland deed verbazen.

Een waarschuwing vooraf. Hans Kraay wil niet dat de terugblik op zijn voetballoopbaan bij de Kanaries ontaardt in ‘een grote hoeveelheid fondant’. Toch lichten zijn ogen op wanneer de taferelen ter sprake komen die zich destijds in Nijmegen en Utrecht voordeden. Vooral de ereronde door de Domstad heeft een onvergetelijke indruk gemaakt. “Vooraf was ik nog bang dat er niemand langs de route zou staan en dat we ons een beetje belachelijk zouden maken. Maar het stond rijen dik. De mensen in Utrecht waren door het dolle heen.”

De kampioenschappen die Hans Kraay daarna behaalde met Feyenoord hadden een totaal ander karakter. “Vergeet niet dat ik pas twintig was toen DOS landskampioen werd. Ik zat in militaire dienst en er kwam veel op me af in die periode. De voorlaatste wedstrijd tegen NOAD werd me afgepikt omdat ik als soldaat in Turkije één of andere oefenwedstrijd moest spelen. Voorzitter Piet Mackaay heeft hemel en aarde bewogen om me hier te houden, maar dat haalde niets uit. Toen was het trouwens nog gebruikelijk om te luisteren naar de militaire autoriteiten.”

Hans Kraay debuteerde als jochie van zestien in het eerste van DOS. “Ik woonde in de buurt van de Thorbeckelaan, dus was het de gewoonste zaak van de wereld dat je bij die club ging voetballen. Ik stond iedere zondag te kijken naar bekende voetballers als Gerard van Leur, Daan van Beek en Evert Veltmeijer. Er was in de wijk Ondiep veel belangstelling voor voetbal, het stond zwart van de mensen. Televisie was er nog niet, de generatie van mijn jeugd kende weinig luxe en moest hard werken om aan de kost te komen. Voetbal was een belangrijke uitlaatklep voor die mensen.” Jaap van der Leck ontdekte het talent Kraay, zijn opvolgers Wim Dubois en Loek Pastoor begeleidden hem naar het eerste. “Het grote succes kwam met Pepi Gruber die op een juist moment naar Galgenwaard kwam. Hij haalde ook Frans de Munck naar DOS en dat was een verstandige zet. Zo’n fantastische doelman heb ik later nooit meer gezien, en dat wil toch wat zeggen. Frans was sterk in alle facetten van het keepersvak, voor ons betekende zijn komst de slagroom op de cake. En als-ie toch ooit iets fout deed, keek hij meteen naar een ander. We hadden natuurlijk al Ton van der Linden in huis, die op de training onvergetelijke dingen liet zien. Hij was een vedette, maar miste de nukken die bij die status horen.”

Waarschijnlijk gaf die eigenschap ook de doorslag in de kampioenswedstrijd die voor Hans Kraay als een geschenk uit de hemel viel, “Had DOS gewonnen of verloren in de voorlaatste partij, dan was die wedstrijd er in Nijmegen nooit gekomen. Sportclub Enschede had problemen met Abe Lenstra die weer eens in de contramine lag en nauwelijks meetrainde. Ook in de wedstrijd weigerde Abe zich al te zeer in te spannen. We hadden geen kind aan hem, hij vond het veel te warm. In de normale speeltijd bleef het 0-0, er ontstonden weinig kansen over en weer. In de verlenging kreeg Tonny het op zijn heupen, zoals alleen hij dat kon. Een moeilijke bal uit het achterveld caramboleerde een paar keer op zijn hoofd en viel toen voor zijn voet. Doelman Jan van der Wint van Enschede verkeek zich op die stuiterbal, het was geen onhoudbaar maar wel onverwacht schot. We waren landskampioen, het was een onwezenlijk gevoel. De wedstrijd werd namelijk meteen afgefloten door Leo Horn.”

Hans Kraay herinnert zich weinig van de taferelen in De Goffert, des te meer van de euforie in Utrecht. “We waren een dag eerder naar Nijmegen afgereisd, omdat het bestuur dat nuttig vond. Ik hoor voorzitter Piet Mackaay nog zeggen dat we ‘een dagje in karantella’ moesten om kampioen te worden. Iedereen lag dubbel, maar quarantaine was natuurlijk ook een heel moeilijk woord voor die man. De stemming was onderweg tamelijk ontspannen, omdat we overtuigd waren van eigen kunnen. Er zet enorm veel evenwicht in het elftal, we hadden fantastische voetballers en genoeg waterdragers voor de balans. Dat bleek tijdens de wedstrijd, we hebben die middag nauwelijks faalangst gekend, terwijl Sportclub Enschede daar meer last van had. Bovendien hadden we een fittere ploeg, in de hitte kon de verlenging ons niet deren”

DOS keerde met de kampioensexpres terug, Hans Kraay keek als ‘junior’ zijn ogen uit. “De eerste keer is altijd het leukst, dat geldt ook voor een kampioenschap. Op het station was het al een gekkenhuis, in de stad was er geen doorkomen aan. Voor DOS betekende het landskampioenschap het einde van een tijdperk, we beseften toen al dat er nooit meer zo’n goed elftal zou komen. Ik had nog een hele toekomst voor me, maar voor de meerderheid van het elftal kwam die titel op het juiste moment. De beloning voor kwaliteit en teamgeest. En daar heb ik toch een warm gevoel bij, ik heb het toch allemaal mogen meemaken als jonge voetballer.”

Nog altijd heeft Kraay het niet uit te leggen ‘Utreg-gevoel’ wanneer hij Galgenwaard bezoekt. “Dat is me met de paplepel ingegoten, ik heb dat ook een beetje met de Domtoren. Die gehechtheid zal ook nooit over gaan, een club als FC Utrecht behoudt die aparte plek. De onmacht binnen de organisatie heeft me de laatste jaren pijn gedaan, ik was nogal sceptisch geworden. Maar de signalen van het laatste jaar zijn een stuk bemoedigender, al is er nog een lange weg te gaan. Het bedrijf dat FC Utrecht heeft ‘gekocht’ kan een belangrijke rol gaan spelen en dat lijkt me geen slechte ontwikkeling.” De in Culemborg wonende ex-trainer vult het grootste deel van zijn tijd met werkzaamheden voor de NOS en Eurosport terwijl hij ook geregeld lezingen verzorgt. Kraay heeft nog een zinnige suggestie in petto. “Een club als FC Utrecht heeft strategisch volop mogelijkheden, met zo’n groot achterland. Wanneer ik naar de gemiddelde leeftijd van de stadionbezoekers kijk, zit er opvallend weinig jeugd bij. Misschien zou het zinvol zijn om een apart, veilig vak te reserveren voor jonge kijkers die gratis toegang krijgen. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Misschien verdient die groep wat meer aandacht.” In 1958 kostte het geen moeite om Galgenwaard tot de nok toe te vullen. Bijna iedere wedstrijd was uitverkocht in het kampioensjaar. Hans Kraay kan zich geen lege plekken herinneren. “Toch profiteerden de spelers toen nog niet van de recettes. Naar verhouding waren de salarissen heel bescheiden. Ik begon zelfs als amateur, in mijn eerste seizoen als selectiespeler was het betaald voetbal nog niet eens ingevoerd. Maar ik was te veel liefhebber om me daar druk over te maken. Je voelde het gewoon als een geweldige eer om in dat hechte familie-elftal te mogen voetballen.